Alweer het vijfde blog. Fijn dat ik mijn ervaringen en kennis kan delen met jullie en er zo positief op gereageerd wordt.

Vandaag: Na de eerste babymaanden, zie ik mijn kind wel heel snel een peuter worden.

In het vorige blog beschreef ik hoe je een hoogbegaafde baby zou kunnen herkennen en dan zal je meteen ook ervaren dat deze baby wel heel snel een peuter wordt. Het doorloopt verschillende fases sneller of slaat ze soms helemaal over. 

Wat valt op vanaf een half jaar tot twee jaar: 

  • Veel observeren en omgeving aftasten.
  • Tijdens het leren praten meteen drie of vier lettergrepen zeggen.
  • Snel meerdere woorden gebruiken en hele zinnen spreken.
  • Grote woordenschat voor de leeftijd (zo’n 200 woorden met 1,5 jaar) en al vroeg een inhoudelijk gesprek kunnen voeren.
  • Groot rechtvaardigheidsgevoel.
  • Al jong beginnen met tellen en de kleuren toepassen.
  • Opmerkingen van andere ouders dat hij/zij “al zo goed kan praten” terwijl jij misschien denkt ‘wat is hij/zij stil vandaag’.
  • Juist niet tegen “vreemde” volwassenen willen praten en dan totaal niet reageren, alleen maar terugkijken (je ziet je kind hier van alles denken) en zich aan papa of mama vastklampen. Op een later moment komt eruit wat daar geobserveerd is.
  • Of juist wel tegen iedereen praten, op een niveau dat eigenlijk niet past bij de leeftijd.
  • Erg hechten aan een knuffel of doekje.
  • Speelgoed verveelt snel, afwisseling nodig.
  • Sterk vasthouden aan bepaalde rituelen.
  • Al snel goed kunnen puzzelen (meer stukken dan je bij de leeftijd zou verwachten).
  • Middagslaap is er vaak al gauw af.
  • Heeft humor, snapt grappen die gemaakt worden.
  • Veel ‘’waarom vragen’’. Ze stellen net zolang de vraag ‘waarom’ totdat ze het helemaal begrepen hebben.
  • Al vroeg kunnen staan en lopen (rond 10/11 maanden) of juist heel lang wachten met lopen en meteen stevig weg wandelen. Je kind heeft gewacht tot het zeker wist dat hij/zij kon lopen.

Wat kan je proberen om je snel ontwikkelende kind te helpen: 

  • Onderbouw altijd waarom je iets wel of niet wil van je kind. Dit hebben ze nodig om het te begrijpen.

Voorbeeld: Niet: ‘’Je mag niet op die kruk staan, kom eraf!’’ Wel: ‘’Beter ga je niet op die kruk staan. Kijk, hij heeft maar drie poten en kan daarom snel omvallen dus dat is niet helemaal veilig.’’

  • Wees duidelijk en geef grenzen aan. Niet de ene keer wel en dan weer niet. Deze slimme kinderen willen namelijk graag zelf de regie hebben. Dat geeft ze veiligheid en zo houden ze de controle over situaties, denken ze. Door duidelijk te zijn en grenzen aan te geven, ervaren ze juist de veiligheid die ze nodig hebben.

Voorbeeld: Je kind moet een schone luier maar wil nog doorspelen. Spreek dan af dat je nu eerst even de tafel afruimt en dan de luier verschoont. Wanneer je dan de luier wil verschonen, zal je kind nog steeds geen zin hebben om te komen. Geef nu aan dat hij/zij een schone luier krijgt en stel de vraag: Kom je zelf of kom ik je halen? Je gaat niet meer in discussie en je zal zien dat je kind meestal zal kiezen voor de optie om zelf te komen. Zo niet, til je ‘m op en krijgt hij/zij een schone luier. Je leert hier, dat wat afgesproken is, gebeurt. Belangrijk voor jou als ouder is daarbij dus om je goed aan de afspraken te houden. Een slim kind zal altijd weer opnieuw zoeken naar grenzen, blijf ze geven.

  • Geef bij het vallen en stoten je kind de tijd om te verwerken wat er gebeurd is. Het ervaart pijn en het is geschrokken. Ze vinden dit geen fijn gevoel en zijn zich hier bewust van. Benoem dit naar je kind. ‘’Ben je ervan geschrokken? Doet het ook pijn en waar?’’ ‘’Dat is ook helemaal niet fijn, dat snap ik wel.’’ Deze vragen/ bevestigingen helpen je kind.
  • Je kind kan het flink op een huilen zetten omdat het in zijn/haar ogen niet eerlijk is hoe iets gaat. Ook hier helpt het om uit te leggen waarom dingen zo wel/niet gaan of waarom iets wel/niet kan.
  • Je kind blijft huilen, ook na alle uitleg en wil zijn zin hebben. Laat je kind dan een keuze maken. ‘’Wil je nog even verder huilen? Dat mag, maar doe dat dan even in de andere kamer want ik vind het huilen niet zo gezellig. Wanneer je klaar bent met huilen, kom je dan weer gezellig terug?’’ Blijf uit je eigen emotie, dat werkt het best.
  • Geef niet al het speelgoed tegelijk maar wissel het af. Zo blijft het opnieuw prikkelend en uitdagend.

Dit zijn zomaar wat tips die je zouden kunnen helpen. Belangrijk is om goed naar je kind te blijven kijken. Volg daarbij je gevoel maar want dat is meestal het beste. Laat je niet door je omgeving aan het twijfelen brengen. De meeste mensen in je omgeving hebben geen idee hoe het is om een hoogbegaafd kind op te voeden maar ze staan wel meteen klaar met niet helpende adviezen of zelfs direct een oordeel. Dit is jammer want jij als ouder wil er wel graag over praten. Mijn advies is, zoek in je omgeving ook hier naar gelijkgestemden. Ouders die dus ook een hoogbegaafd kind hebben, die snappen wat je zegt en waar je tegenaan loopt. Er zijn gelukkig steeds vaker speelmomenten die georganiseerd worden voor deze kinderen. Fijn om ze daar met gelijkgestemden te laten spelen maar ook juist fijn om andere ouders te ontmoeten en je zorgen met elkaar te delen.

En de laatste en beste tip? Geniet van je bijzondere kind want ze zijn ongelooflijk leuk!